Kortverhaal Mister Willing

Sandra Ringoot

vanaf 10 jaar tot …

Mister Willing

Mijn naam is Jamila en ik ben tien jaar. Gisteren heb ik iets engs
beleefd. Het had eigenlijk een prachtige dag moeten worden,
maar…(slikt emotie weg en met vochtige ogen vertelt ze verder).
Je kent het wel, het einde van het schooljaar wordt altijd verblijd met
een schooluitstap. Dit jaar stond er een daguitstap naar zee gepland.
Wil je weten hoe ik daarover denk?
Nou, in één woord… “GEWELDIG”!!!
Al van in de vooravond liep ik neuriënd door ons huis, zoekend naar
mogelijke spullen die ik kon meenemen in mijn rugzakje. Mijn
knuffelsteen die ik samen met oma vond op de parking van de Wibra.
Als ik erover wrijf, dan voel ik me steeds met haar verbonden, ook al
is ze nu een sterretje aan de hemel. Stiekem een beetje snoep mee
gegrist uit mijn grote broer zijn geheime snoepvoorraadkast, die ik
toevallig ontdekt heb. Ik vraag me af hoe hij aan zo’n grote suikerbuit
komt? Mama en papa kopen zelden zoetigheid in de winkel. Niet te
vergeten “mister Willing”; mijn knuffel, een grijs konijn met lange,
slappe oren. Oh ja, dit wil ik je nog meedelen, dat z’n zwart
glimmende ogen me minutenlang kunnen aanstaren. Het lijkt dat hij
me opeens betovert en me laat wegdromen. Zo voelde het toen ik de
volgende dag op de schoolbus zat richting de zee omringd door
luidruchtige kinderen. Op m’n schoot lag mister Willing vredig te
rusten, ondanks het rumoer op de bus. Ik leunde met mijn hoofd
tegen het raam en voelde de warmte van de zon door het glas. De
hoge bomen die flitsend voorbij kwamen, wisselden af met huizen,
boerderijen en koeien. Ik sloot mijn ogen en genoot van de warme
zomerzon en het vooruitzicht dat het een prachtige dag ging worden
aan zee.
In gedachten liep ik reeds door het glinsterende zand met wijd
opengesperde neusgaten om de heilzame zeelucht op te snuiven,
zodat ik heel de winter zou gespaard blijven van verkoudheden. Want
dat had opa me verteld in het ziekenhuis toen hij nog aan die vreemde slangetjes lag waar een gele vloeistof door liep. “Limonade
van den Aldi”, zei opa met trillende lippen wanneer hij ons vreemd
zag kijken naar de baxter die de verpleegster kwam aanhangen.
Sindsdien drink ik nooit of te nimmer nog limonade want opa was
iets later dood, stel je voor.
Ik liep dus door het warme zand verder en voelde de zandkorrels
vochtiger worden. De wind speelde door de lichte stof van m’n rok en
heel even tilde hij een stukje op, zodat mijn zwarte benen fel
afstaken tegenover de helderheid van het strand. Nog een stukje
dieper en ik voelde het schuim van de branding kriebelen aan mijn
teentjes. Een golf van geluk overspoelde mijn gedachten en bracht
even een hemels gevoel van rust in mijn ziel. Totdat ik bruusk uit mijn
dagdroom geplukt werd door juf Ornella die me ferm kneep in mijn
arm.
“Komaan slaapkop, we zijn er. Neem je spullen en ga braaf op de
stoep staan wachten bij de rest,” riep ze me toe met rood
aangelopen gezicht.
Onze klas verliet haastig de bus en heel even kon mijn wazig hoofd de
drukte niet volgen. Het ging gewoon te snel voor me, begrijp je?
Het ene moment stond ik te genieten met mijn voetjes in het water
om dan over te gaan in een bruuske ontruiming van de bus. En op de
koop toe nog eens orders door mijn neus geboord te krijgen van een
juf die me werkelijk haat. Jazeker, gewoon omdat ik niet blank ben.
Ze kan me niet luchten en laat dat soms blijken. Geloof je me niet?
Aan het begin van het schooljaar had ze me per ongeluk opgesloten
in de klas. Zogezegd in al haar haast had ze me over het hoofd gezien.
Kun je dat geloven, één zwartje tussen veertien blanke kinderen.
Uitgezonderd Lin die van Chinese afkomst is, maar die wel bij de klas
hoort. Mama en papa waren gaan klagen bij het schoolhoofd nadat
ze me huilend hadden aangetroffen in de hoek van de klas. Ik was
helemaal onthutst en sindsdien was de kloof nog groter tussen de juf

en mij. De andere kinderen lachten me de volgende dag vierkant uit
en ik voelde me nog eenzamer sinds die dag.
Mijn oudere broer veranderde in een vechtersbaas op de speelplaats.
Met zijn donkere huidskleur als schild ter verdediging, zijn brutale
mond en sterke vuisten vocht hij zichzelf steeds dieper in nesten.
In ieder geval volgde ik braaf de juf haar orders op, stapte uit de bus
om dan te wachten op de stoep. Ik keek wat verdwaasd in het rond
en zag meteen een kleine kerk dat aan de rand van een park lag. Voor
het kerkje zaten drie oude mannen op een bank. Juf Ornella stond
met haar benen wijd gebukt over de picknick zakken. Lins schelle
stem overstemde het gekakel van de uitzinnige klasgenoten
waardoor juf Ornellas aangezicht nog woedender leek. Ik hoorde ze
naar Lin toe sneren dat ze haar mobieltje kwijt was, maar trok me
hier eerlijk gezegd niets van aan. Met de ene hand streek ze haar
vettige slierten uit haar ogen en met de andere hand frommelde ze
in haar handtas. Een glimlach verscheen op mijn snoetje en ik voelde
me speels en opgelaten. De zon stond hoog aan de strakblauwe lucht
en verblindde me even, waardoor ik me in de schaduw onder een
boom ging zetten, die aan de ingang van het park stond. Van hieruit
kon ik de klas in het oog houden op veilige afstand en kon ik genieten
van de natuur. Een vrouw kwam aangewandeld met een
kinderwagen en trok meteen mijn aandacht. Ze was keimooi! Ze leek
zelfs een beetje op Michelle Obama vond ik. Met slanke benen en
een elegantie duwde ze fier haar pasgeborene verder richting het
park. Waarschijnlijk hing mijn mond half open van bewondering en
heimelijk wou ik later eveneens zo’n geweldige mama zijn. Met grote
nieuwsgierigheid liep ik naar haar toe. Ze was toch nog niet zo ver en
terwijl ik liep keek ik over m’n schouder heen naar m’n klasgenoten
die iets verder opgeschoven leken richting….
“Oh mevrouw, mag ik eens vlug naar uw baby’tje kijken, please?”,
hijgde ik opgewonden.

“Jazeker, kijk maar eens naar mijn lief meisje. Ze heet “Emily” ,
vindt je dat mooi klinken?” , vroeg ze me.
“Kiekeboe Emily”, grapte ik, terwijl ik over haar donker wangetje
wreef. Ze rook naar rozenblaadjes en had lichtjes in haar ogen die me
bedwelmden net zoals “mister Willing” dat kan. Ik genoot van de
goedheid van haar moederhart en voor ik er erg in had waren er
minuten verstreken. Verschrikt liep ik terug naar de ingang van het
park, maar iedereen was verdwenen. Zelfs onze schoolbus was
nergens te bespeuren. Mijn sandaalzolen leken opeens loodzwaar en
ik voelde mijn hart gekke sprongen maken. Waar was iedereen
opeens naartoe? Richting het water, maar hoe kom ik daar en zijn ze
daar wel? Ik ben hier nog nooit geweest, drong het tot me door. Ik
voelde me leeg en in de steek gelaten door iedereen. Als een
onzichtbare schim doolde ik door het park, in mijn hoofd een
stemmetje dat schreeuwde om hulp, maar mijn mond leek verlamd.
Vragen sprongen haasje-over in mijn hoofd en antwoorden bleven
schuldig achterwege. Als een weerloos kind ging ik me aan de eerste
boom zetten die me een klein beetje verbond met mijn klasgenoten.
Hier was ik achtergelaten, dus als ze me gingen zoeken, zouden ze
wellicht naar deze plek terugkeren, beeldde ik me in. Ik putte hieruit
een beetje hoop en liet een beverige zucht. Met klamme
zweethandjes en vochtige ogen haalde ik oma’s knuffelsteen uit de
rugzak en omklemde hem stevig in mijn handpalm. Ik perste mijn
ogen dicht, waardoor er traag een traan over mijn wang liep.
Een klingelend geluid kwam uit het kerktorentje en luidde een warme
middag in. Opeens voelde ik mijn maag grommen en mijn tong plakte
van de dorst. Oh jeetje, ik had geen picknickzak gekregen van de juf,
realiseerde ik me opeens. Enkel het snoep van broer en mister
Willing, mijn grote troost, zouden m’n middag vullen, vreesde ik.
De oude man die al een tijdje op de bank zat, kreeg het meisje in de
gaten. En vroeg zich af: Hoelang zit dat meisje daar nu al onder die
boom? Het lijkt wel dat ze van een chocoladereep eet, of heb ik het

mis? Op haar knie zit een knuffel, denk ik. De oude man leunt wat
naar voor, steunend op zijn wandelstok. Zijn ogen kijken al tachtig
jaar naar dezelfde wereld met een gezonde portie nieuwsgierigheid.
En hij vraagt zich af: Zou het een hondje kunnen zijn met lange oren
of een konijn misschien? Is er echt niemand bij dat kind? Zou ze hier
ergens wonen? Blijf ik zitten of ga ik er naartoe om het haar te
vragen? Misschien is ze bang van vreemde, oude mannen? Allerlei
vragen spookten door zijn hoofd. Enkele minuten verstreken…
Neen, hij had besloten; dat hij dat kind ging helpen, want dat zou zijn
vrouw Marie ook gedaan hebben. (De oude man wordt een beetje
emotioneel aan de gedachte van zijn geliefde die helaas overleden is,
maar verbijt dapper zijn verdriet.)

Oh jeetje, die oude man komt hier naartoe, dacht Jamila toen ze hem
in de gaten kreeg. Zou hij me wegjagen omdat ik zwart ben en hier
niet hoor? Komaan omaatje, help me!
(Ze wrijft harder over de steen en voelt haar hartje weer gekke
sprongen maken.)
Nu krijg ik nog buikpijn ook op de koop toe.
“Hé meisje, ben jij hier helemaal alleen in het park?”, vraagt hij haar.
Ik knik wel, maar krijg mijn mond niet in beweging, denkt Jamila.
“Ben je van hier? Wat is jouw naam en hoe oud ben je?”
Dat zijn wel veel vragen in één keer. Is het wel verstandig om te
praten met vreemde mannen in een park? Mama heeft me dat toch
ingeprent, meende ik me te herinneren.
“Je bent precies je tong verloren? Ben je bang voor mij?”

Ik staar het oude mannetje aan, maar durf niet te antwoorden.

Op dat moment komen er twee vrouwen afgestapt onze richting uit
en houden halt.
“Wordt u soms lastig gevallen door dat zwartje, meneer?”, vraagt de
ene vrouw.
“Neen hoor helemaal niet, maar ze zit hier al een tijdje helemaal
alleen en ik wou weten of er iets aan de hand is,” antwoordde de
oude man.
“Nou dat moet jij je niet aantrekken hoor. In jouw plaats zou ik
gewoon genieten van een wandeling met dit mooi weer en laat je
niet in met dat kind. Daar komen vodden van.”

De twee bazige vrouwen stappen resoluut verder, terwijl de oude
man verbijsterd achterblijft en het meisje opeens begint te huilen en
ze stotterend haar verhaal uit de doeken doet.
“Wat een gemene vrouwen zijn dat! Kom meisje, ik breng je naar het
politiekantoor hier iets verder, dan gaan we je helpen,” besluit de
oude man.
Toen ik een hand durfde te geven aan de lieve man en we samen
naar het politiekantoor stapten, voelde ik me rustiger worden.
Ik vertrouwde hem en hoopte dat ik eindelijk naar mijn ouders zou
gebracht worden. De zee kon me op dat moment gestolen worden.
Vrij snel worden de ouders van Jamila op de hoogte gebracht van
haar penibele situatie en stemmen ze erin mee om haar zelf op de
halen in het kantoor. In afwachting wordt Jamila verwend met een
lekker broodje en drankje terwijl de oude man gewoon bij haar de
wacht houdt tezamen met mister Willing. En dan gebeurt er iets
magisch….

Nadat ik het lekkere broodje opgesmuld had, kreeg ik opeens een
geweldig idee.
Ik schenk mijn knuffelsteen aan de lieve, oude man als bedanking
voor zijn goedheid, zodat hij in moeilijke tijden altijd troost krijgt en
nooit meer eenzaam hoeft te zijn. Want eerlijk gezegd, ik geloof dat
hij een heel belangrijk sterretje hierboven in de hemel mist. En zo
ontstond er een mooie, oprechte vriendschap.

Sandra, dank je, voor dit mooi verhaal. Het is als een feelgoodverhaal voor kinderen en jongeren, maar we kunnen dit allemaal lezen. Het geeft een goed gevoel. Knuffels en knuffelstenen zijn belangrijk in ons leven. Ze geven steun en een gevoel van veiligheid. Die gevoelens geven ze mij nog steeds.